Tijdelijke regeling ontbrekende UBO-registraties verlengd tot 1 januari 2023

Op 27 maart jl. dienden ter implementatie van de vierde anti-witwasrichtlijn alle vennootschappen en andere juridische entiteiten hun UBO's (Ultimate Beneficial Owners) te hebben ingeschreven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel (KvK).  Vanwege de grote piek in opgaven voor het UBO-register vlak voor deze datum en de benodigde verwerkingstijd bij de KvK werd een tijdelijke regeling voor het UBO-register ingesteld waarover minister Kaag van Financiën de Tweede Kamer informeerde in een Kamerbrief van 14 april:

“Om te voorkomen dat een langere verwerkingstijd leidt tot verstoring van dienstverlening door meldingsplichtige instellingen aan nieuwe cliënten, geldt in ieder geval tot 1 september 2022 het volgende. In het geval dat een juridische entiteit de opgave heeft gedaan, maar deze nog niet is verwerkt, kan de meldingsplichtige instelling volstaan met de vaststelling dat de opgave is gedaan, met de uitleg van de cliënt welke UBO-gegevens en onderliggende documentatie daarbij zijn opgegeven. Dat de opgave is gedaan kan vastgesteld worden aan de hand van de bevestigingsmail van de KVK. Daarbij dient de cliënt de meldingsplichtige instelling te informeren zodra de registratie is voltooid. De meldingsplichtige instelling blijft uiteraard altijd – ongeacht of een juridische entiteit wel of niet (tijdig) aan de registratieplicht heeft voldaan - verantwoordelijk voor het cliëntenonderzoek, waaronder het adequaat vaststellen van de UBO's.” 

Hoewel de opgaven die voor de deadline van 27 maart jl. zijn gedaan in september grotendeels zijn verwerkt, is de inschatting dat het langer kan duren voordat de gehele werkvoorraad is verwerkt. Om te waarborgen dat nieuwe dienstverlening ook na 1 september doorgang kan vinden is door de verantwoordelijke bewindspersonen besloten de termijn van de tijdelijke regeling te verlengen tot 1 2023, waarbij bewust is gekozen voor een langere termijn dan naar verwachting nodig zal zijn. Waarschijnlijk komen de bewindspersonen na het zomerreces met een kamerbrief ter zake.